In de vijftiende en zestiende eeuw ontwikkelde zich in Vlaanderen en Brabant een bijzondere instituut: de rederijkerskamer. Gewone stedelingen legden zich in gildenverband toe op toneel en lyriek, zowel in besloten kring als publiekelijk, naar aanleiding van allerlei feestelijkheden. In deze studie wordt, vertrekkend van een repertorium van 227 rederijkerskamers, de rederijkerscultuur in de Zuidelijke Nederlanden in kaart gebracht. Het uitvoerige bronnenmateriaal biedt nieuwe, vaak verrassende inzichten in het ontstaan van de rederijkerscultuur, de sociale achtergrond van de rederijkers, de verhouding van de rederijkerskamers tot stad en vorst, de betrokkenheid in de Reformatie en de Opstand en, tenslotte, de veranderende functie in de zeventiende eeuw. Dit leidt ook tot een verfrissende kijk op de cultuurgeschiedenis van de Nederlanden. De auteur komt tot de conclusie dat zich in de Zuidelijke Nederlanden een bijzonder dynamische stedelijke cultuur vormde waarbinnen de basis werd gelegd voor het 'mirakel' van de Gouden Eeuw. In the 15th and 16th century a special institute developed in Flanders and Brabant: the chamber of rhetoric. Regular citizens started theater and lyricks, in small closed groups and in public. This study gives an overview of 227 chambers of rhetoric, the rhetorical culture in the Southern Netherlands and gives a fresh new look on the cultural history of the Netherlands.